Samenspeelbord nummer 2

Met hulp van het speelbord kun je samen met andere kinderen beslissen wat jullie gaan spelen. Je hebt niks anders nodig dan elkaar en de ruimte om je heen. Draai aan de wielen en bepaal een kleur en een vorm. Deze combinatie hoort bij een spel. Herken je het direct? Spelen maar! Weet je niet zeker welk spel bedoeld wordt? Of twijfel je over de spelregels? Geeft niets. De spelregels vind je hieronder. Klik op een spel en je ziet meteen de spelregels.

Spelregels

Spreek samen af wie de tikker is. De tikker probeert de andere kinderen aan te tikken. De andere kinderen rennen weg. Als je bent getikt moet je de tikker een hand geven. Hand in hand tik je nieuwe kinderen. De derde sluit ook aan. Als je met vier tikkers bent, splits je op in groepjes van twee. Zo ga je door. Als alle kinderen zijn getikt, heeft de tikker gewonnen. 

Zoek drie verschillende bladeren. Kijk naar de vorm, maat en kleur. Weet je ook van welke boom ze zijn? 

Kies een boom. Ga op twintig stappen afstand staan. Tel af, en ren naar de boom. Wie is er als eerste?

Maak groepjes van twee. Beide kinderen gaan tegenover elkaar staan. Ze slaan met hun vuist in hun andere hand en zeggen: “Steen, papier, schaar!” Bij het laatste woord vormen ze tegelijk één van de drie gebaren: 

  • een gesloten vuist voor steen
  • een open hand met gespreide vingers voor papier
  • twee vingers omhoog voor schaar

De steen kan de schaar verbrijzelen. De schaar kan het papier kapot knippen. En het papier kan de steen bedekken. Wie wint? Speel dit 5 keer. Het kind dat minstens 3 keer gewonnen heeft, wint. Daarna mogen de winnaars tegen elkaar. Net zolang tot er 1 kampioen overblijft. 

Maak een mozaïek van dingen die je vindt. Maak bijvoorbeeld een dino skelet van takjes. Of leg steentjes en blaadjes in een mooie mandala vorm. Kies samen een onderwerp, zoek voorwerpen en ga aan de slag. 

Doe een koprol. Als het lukt, drie keer achter elkaar. Probeer ook eens een koprol achterover! 

Een kind klapt een ritme. De andere kinderen klappen dit na. Wissel af in moeilijkheid. 

Trek twee lijnen naast elkaar met één meter ruimte tussen de lijnen. Kies een schipper, die gaat er tussenin staan. Aan één kant van de lijnen staat de rest van de kinderen. Die zingen nu: “Schipper mag ik overvaren ja of nee? Moet ik dan ook tol betalen ja of nee?” De schipper zegt “ja!” De kinderen vragen “hoe??” De schipper mag nu iets bedenken wat de kinderen moeten doen om naar de overkant te komen. Bijvoorbeeld:

  • hinkelen
  • kikkersprongen
  • voetje-voor-voetje
  • met ogen dicht
  • of iets anders

De kinderen (ook de schipper) moeten deze regels volgen om naar de overkant te komen. Zo lang ze tussen de lijnen zijn mag de schipper ze tikken. Dan zijn ze af. Daarna is een volgende schipper aan de beurt. 

Vorm groepjes van twee. Maak samen een kruiwagen. Eén kind zet de handen op de grond. Het andere kind houdt de onderbenen vast. Samen loop je vooruit. En achteruit. Kun je ook een bochtje? Daarna wissel je. 

Verzin samen een route. Ga hierbij onder, over, door en om dingen in de speelplek heen. Je kunt er opdrachtjes bij maken, bijvoorbeeld: draai een rondje op het putdeksel. Maak het niet te makkelijk. Loop daarna achter elkaar deze route. 

Een vorm van verstoppertje. Spreek samen af wie de zoeker is. Kies ook het buskruit. Dit kan een bal zijn of bijvoorbeeld een steen. De zoeker gaat met het gezicht naar een boom of muur staan. Hij telt rustig en hardop tot 20. In deze tijd gaan de andere kinderen zich verstoppen. De zoeker telt tot twintig. Dan roept hij: “ik kom, wie niet weg is is gezien!”. Dan opent de zoeker de ogen en probeert de andere kinderen te vinden. 

Als de zoeker iemand ziet, noemt hij de naam van dat kind en wijst het aan. Het gevonden kind loopt naar de aftelplek. De zoeker mag lopen tijdens het zoeken. De verstopte kinderen mogen blijven zitten en proberen onzichtbaar te worden. Als de zoeker uit de buurt is mogen ze ook proberen als eerste bij het ‘buskruit’ te komen. Ze gooien de bal of de steen weg en roepen ‘buskruit!!!’ Alle gevonden kinderen mogen opnieuw verstoppen. 

De zoeker moet eerst de bal/ de steen terugvinden en weer op zijn plek leggen. Daarna opnieuw beginnen met zoeken. Als alle kinderen gevonden zijn is de volgende aan de beurt. Wie als eerste gevonden werd, is de volgende ronde de zoeker. 

Zing het liedje ‘Hoofd, schouders, knie en teen” 9 keer:

Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen
Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen
Oren, ogen, puntje van je neus
Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen

Raak alle lichaamsdelen die bij het liedje horen met beide handen aan. Bij ‘puntje van je neus’ draai je een rondje om je as terwijl je je neus aanraakt. Laat de tweede keer dat je zingt het woord ‘hoofd’ weg en neurie deze toon. Laat de derde keer ‘hoofd’ en ‘schouders’ weg. Laat de vierde keer ‘hoofd’, ‘schouders’ en ‘knie’ weg. Enzovoorts. Tot je na zeven keer alleen nog maar neuriet. De negende keer zing je voluit alle woorden weer.

Joggen op de plek, drie keer bukken, draai een rondje, spring!

Spreek samen af wie de zoeker is. Dit kind gaat met het gezicht naar een boom of muur staan. Dit kind telt rustig en hardop tot twintig. In deze tijd gaan de andere kinderen zich verstoppen. Als de zoeker bij de twintig is, roept hij: “ik kom, wie niet weg is, is gezien!”. Dan opent de zoeker zijn ogen en probeert de andere kinderen te vinden. 

Als de zoeker iemand ziet, noemt hij de naam van dat kind en wijst het aan. Het gevonden kind loopt naar de aftelplek. De zoeker mag lopen tijdens het zoeken. De verstopte kinderen niet, die proberen zich onzichtbaar te maken. Als alle kinderen gevonden zijn is de volgende aan de beurt. Wie als eerste gevonden werd, is de volgende ronde de zoeker. 

Zoek een vogelveer. Liefst een kleintje met dons. Probeer nu om de veer in de lucht te houden door er vanonder tegenaan te blazen. 

Spreek samen af wie de tikker is. De tikker probeert de andere kinderen aan te tikken. De andere kinderen rennen weg. Als je bent getikt ga je zitten met je voeten van de vloer. De vrije kinderen moeten samenwerken om je te bevrijden. Ze moeten ieder aan een kant gaan staan van het zittende kind. Dan elkaars handen vasthouden en tegelijk in de lucht springen. Dan doe je weer mee. Als alle kinderen zijn getikt, heeft de tikker gewonnen.